Wittem, O.L. Vrouw van Wittem, O.L. Vrouw van Goede Raad |
||
Cultusobject: | O.L. Vrouw van Wittem, O.L. Vrouw van Goede Raad | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 8 december; Mariafeesten; eerste zaterdag van de maand | |
Periode: | 1843-1889 | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Ronde kapel in het kloostercomplex van de redemptoristen | |
Adres: | Wittemer Allee 32, 6286 AB Wittem | |
Gemeente: | Wittem | |
Provincie: | Limburg | |
Bisdom: | Roermond | |
Samenvatting: | In de kloosterkerk te Wittem plaatsten de redemptoristen ter inlossing van een gelofte in 1843 een Mariabeeld. Het werd gekroond en gekleed en kreeg in 1845 een centrale plaats in de Ronde Kapel naast de kerk. Verschillende mariale broederschappen en devoties waren ermee verbonden. Bedevaartgangers schonken ex-voto's en andere gaven. Processies uit het naburige Rijnland kwamen jaarlijks in Wittem deze Maria bezoeken. Rond het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria (8 december) werden speciale vieringen gehouden. In 1889 werd het beeld vervangen door de icoon van ⟶ O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand. | |
Auteur: | Hans Evers | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- Zie ⟶ Wittem, Gerardus Majella. - Ter linkerzijde naast het priesterkoor bestond voor 1843 reeds een rechthoekige kapel. Deze was door de redemptoristen aan de H. Theresia van Avila toegewijd en er stond een groot beeld van deze heilige. In 1843 werd het beeld van O.L. Vrouw van Wittem in deze kapel geplaatst. Van 1845 tot 1889 kreeg dit Mariabeeld een centrale plaats in de zogenoemde Ronde Kapel. In dat jaar was deze kapel ter linkerzijde aan de kerk gebouwd en er werd een doorgang gemaakt vanuit de kerk. De kapel werd naar het model van het Pantheon te Rome gebouwd. De architect was pater J. Ritzinger. In 1848 schonk pater Bernard Hafkenscheid ter ere van O.L. Vrouw van Wittem de met koper ingelegde marmeren vloer in de Ronde Kapel. |
|
Cultusobject |
- O.L. Vrouw van Goede Raad is een Mariatitel die in het geval van Wittem verbonden is met de in Parijs ontstane verering van Maria's Onbevlekte Ontvangenis, zie ⟶ Haelen, O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen. Deze titel verwijst dus niet naar de devotie tot O.L. Vrouw van Goede Raad die vooral door de augustijnen werd gepropageerd. - Het beeld te Wittem was gemaakt overeenkomstig de afbeelding op de zogenoemde miraculeuze medaille, die in Parijs in de kapel van O.L. Vrouw aan de Rue du Bac aan leden van de (aarts)broederschap van het Allerheiligste en Onbevlekte Hart van Maria werd uitgereikt. Het beeld was ongeveer een meter hoog. Het was een Mariafiguur die met haar linkerarm het Goddelijk Kind (met wereldbol in zijn hand) draagt en met de rechterhand een scepter vasthoudt. Het beeld werd gekleed en van sieraden voorzien. De titel 'Goede Raad' dan wel 'Bijstand' en de afbeelding vertonen overeenkomsten met de Mariafiguren van Kevelaer, Luxemburg en Scherpenheuvel. - Het beeld werd in 1844 bekleed met een mantel uit fluweel en goudbrokaat. In 1846 werden vier gewaden, vier mantels en een sluier geschonken door mevrouw Von Coeln uit Aken. Gravin De Marchant et d'Ansembourg uit Gulpen schonk in 1847 een blauwe mantel, een zijden kleed en een gouden armband. In de volksmond werd het beeld na enige tijd 'O.L. Vrouw van Wittem' genoemd. De kronieken spreken van 'Mutter Gottes vom guten Beistand' of 'Notre Dame de bon sécours'. |
|
Verering |
Introductie van de verering - In 1843 liet rector M. Heilig een Mariabeeld in de kloosterkerk plaatsen ter inlossing van een gelofte. Vermoedelijk had deze betrekking op de goedkeuring door koning Willem II in 1840 van de vestiging van de redemptoristen in Wittem en een verlof om aspirant-leden aan te mogen nemen. Sinds hun komst in Wittem in 1836 verkeerden de redemptoristen namelijk in onzekerheid omtrent de legitimiteit en toekomstkansen van hun verblijf aldaar. - Op het feest van Maria ten Hemelopneming in 1843 werd het beeld voor de eerste maal uitgesteld op het priesterkoor. Na afloop van het octaaf van dit feest werd het beeld in de kapel van de H. Theresia geplaatst. Op 8 december, feest van de Onbevlekte Ontvangenis, 1843 werd het beeld in een feestelijke viering gekroond door de kloostergemeenschap. Een van de paters schreef voor deze gelegenheid een liedtekst (vermoedelijk op een bestaande melodie) in het Duits, die op een pamflet was gedrukt en aan bezoekers werd uitgedeeld. Tijdens de eerste octaafviering te Wittem rond het feest van de Onbevlekte Ontvangenis in 1844 werd het beeld gekleed met een gewaad en mantel van fluweel en goudbrokaat. Volgens de kloosterkronieken hadden bezoekende gelovigen het geld hiervoor bijeen gebracht. In de volgende jaren werden nog meer gewaden en sieraden geschonken en werden ex-voto's van diverse aard naast het beeld gehangen en in de kloosterkronieken werden verhalen van genezingen, opzienbarende bekeringen en wonderen opgetekend. - In 1845 kreeg de Mariadevotie een meer prominente plaats door de centrale opstelling van het beeld in de nieuwe Ronde Kapel. Om de publieke aandacht te versterken, verbonden de redemptoristen deze devotie nog meer aan de vieringen rond het feest van de Onbevlekte Ontvangenis. Op 8 december 1845 werd de Ronde Kapel ter ere van de 'Mutter Gottes vom Guten Beistand' ingezegend. Aansluitend vierde men een hoogmis met een preek in het Duits door pater Bernard Hafkenscheid. De kronieken melden dat er weer veel publieke belangstelling was. Voorafgaand aan het feest was er sedert 1844 al een octaaf, tijdens welke speciale aandacht gevestigd werd op de devotie. In 1859 werd een voorbereidende noveen ingesteld. Opmerkelijk is dat in de jaren voor de dogmaverklaring (1854) de verering van Maria Onbevlekt Ontvangen in de kring van redemptoristen en in hun kloosterkerken al veel aandacht genoot. Broederschap - Voor de publieke verering was de oprichting van de Broederschap van het Allerheiligst en Onbevlekt Hart van Maria in 1844 te Wittem van belang. Deze was verbonden met de broederschap die in 1836 in Parijs was opgericht en in 1838 door paus Gregorius XVI tot aartsbroederschap voor de gehele kerk was verheven. In Luik hadden de redemptoristen in 1841 reeds een afdeling opgericht. In 1844 telde de aartsbroederschap met ruim 4700 vertakkingen in vele landen, in totaal ruim 5 miljoen leden. De afdeling te Wittem telde in 1855 ongeveer 75.000 leden. Deze ontvingen de 'miraculeuze medaille', werden ingeschreven in het register (dat cumulatief was: niemand werd bij overlijden uitgeschreven) en verplichtten zich tot deelname aan bijeenkomsten (met name vieringen) van de broederschap en het propageren en onderhouden van de devotie. Aan het lidmaatschap en de vervulling van plichten waren aflaten verbonden, waaronder enkele die men van gelding kon doen zijn voor overledenen. - In Wittem was 8 december het hoofdfeest (met octaaf en noveen), maar daarnaast waren er acht andere feestdagen (1 januari, besnijdenis des Heren; 25 januari, de bekering van de apostel Paulus; 2 februari, Maria Lichtmis; 25 maart, Maria Boodschap; 22 juli, Maria Magdalena; 15 augustus, Maria Tenhemelopneming; 8 september, Maria Geboorte; derde zondag van september, de Zeven Weeën van Maria) en de viering van de meimaand als Mariamaand. Op zeker moment in de periode 1843-1889 werd de eerste zaterdag van elke maand aan het H. Hart van Maria toegewijd en werd van de broederschapsleden verwacht daar bijzondere aandacht aan te schenken. - In 1857 werden te Wittem nog twee broederschappen opgericht die in nauwe verbinding stonden met deze Mariadevotie, namelijk de broederschap van de Rozenkrans en de broederschap van het Allerzuiverst Hart van Maria. Deze broederschappen werden opgericht ter intensivering van het geloofsleven en bepaalde expressies daarvan. Het was mogelijk om tegelijkertijd lid van meerdere broederschappen te zijn. Op de feestdagen was er in Wittem een plechtig lof met uitstelling van het H. Sacrament, waarbij litanieën en liederen ter ere van Maria werden gebeden en gezongen. Voor het lof bad men de rozenkrans. Op de vierde zondag van de maand was er eerst een korte toespraak en bad men vervolgens de kruisweg in plaats van de rozenkrans. Op de tweede zondag van de maand werd voor het lof een preek gehouden over de heerlijkheden of deugden van Maria. Bedevaarten en volksmissies - Het bedevaartkarakter kwam met name naar voren uit de zogenoemde processiebedevaarten vanuit parochies in de omgeving, Aken en andere plaatsen in het Rijnland. Uit Aken kwam reeds sinds 1839 - dus enkele jaren voor het ontstaan van deze Mariacultus - jaarlijks een processie, mogelijk ter ere van de in genoemd jaar heiligverklaarde stichter van de congregatie van de redemptoristen, Alfonsus van Liguori (1696-1787). Processies uit het Rijnland (Langerwehe, Mechernich, Call, Euskirchen, Satzvey e.a.) kwamen vooral in de meimaand. Uit de directe regio rond Wittem kwamen vooral individuele bezoekers en op feestdagen soms ook processies. De faam van het klooster te Wittem en de cultusobjecten aldaar werd in Nederland en België vooral gevestigd door de volksmissies die de redemptoristen reeds spoedig na hun vestiging te Wittem in geheel Nederland hielden. Een onderdeel in het programma van deze volksmissies was de bestendiging van de goede geloofshouding. Als hulpmiddelen gaven ze onder meer verschillende devoties en het lidmaatschap van broederschappen aan. - Een directe ondersteuning voor de Mariadevoties en devoties tot heiligen vormde de in 1856 te Wittem opgerichte broederschap van de Heilige Familie, die in haar programma van vieringen, gebeden en liederen een soort koepel vormde waaronder vele devotionele uitingen een plaats kregen (vgl. ⟶ Venlo, Belletable). Vooral in België en Nederland ontstond een fijnmazig netwerk van afdelingen en broederschappen van de Heilige Familie, onder patronage van de redemptoristen. O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand - Tot 1867 was de verering van O.L. Vrouw van Wittem de centrale Mariadevotie te Wittem. In dat jaar werd de beeltenis van ⟶ O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand als een nieuw nevenaccent in het Wittemse cultuscomplex geïntroduceerd. De verering en de collectieve aandacht voor O.L. Vrouw van Wittem bleef, net als in de voorgaande periode, geconcentreerd rond de viering van de meimaand en het octaaf en feest van Onbevlekte Ontvangenis. De communiteit zelf besteedde ook veel aandacht aan de Mariaverering door gezamenlijke oefeningen, gebeden en liederen. In 1868 werd de afbeelding van O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand gekroond en werd een altaar aan haar toegewijd. In het cultuscomplex waren er sindsdien meerdere Mariavoorstellingen: het Mariabeeld op het zijaltaar in de kloosterkerk (Maria met een krans van twaalf sterren, staande op wereldbol en het hoofd van de slang verbrijzelend); het beeld van O.L. Vrouw van Wittem; de beeldengroep van de Moeder van Smarten, sinds 1860 in de Smartenkapel; de authentieke kopie van de icoon van O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand. Er moeten verder nog twee geklede Mariabeelden uit de tijd van de capucijnen te Wittem (1732-1797) zijn geweest, getuige een inventaris van de kloosterkerk, die in 1803 werd opgemaakt op last van de prefect van het departement van de Nedermaas. - In de nacht van 20 op 21 maart 1871 werd ingebroken in de Ronde Kapel. Veel zilveren en gouden ex-voto's, met name sieraden zoals horlogekettingen, halskettingen, oorknopjes, broches, ringen en kruisen (circa 240 stukken in totaal), werden door de inbrekers meegenomen. Ook de zilveren kronen van Maria en het kind werden ontvreemd, alsmede 'een groot verzilverd koperen hart, inwendig hol, dienende tot spirituslamp' en een zilveren Christusbeeld. Nog in hetzelfde jaar, op 5 november, volgde een publiek eerherstel en de gelovigen bekostigden twee nieuwe zilveren kronen. - In 1889 besloten de redemptoristen om het beeld van O.L. Vrouw van Wittem te verwijderen en de afbeelding van O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand centraal in de Ronde Kapel te plaatsen. De kronieken geven de volgende motieven aan: men achtte de Mariaverering tezeer versplinterd en wenste meer eenheid; de bijna gelijkluidende titels ('Goede Bijstand' - 'Altijddurende Bijstand') zouden verwarring teweeg brengen. Over afname van de publieke aandacht zwijgen de kronieken. Van belang is hier te wijzen op het feit dat paus Pius IX expliciet aan de redemptoristen had aanbevolen om de afbeelding en de verering van O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand over de gehele wereld te propageren en te verspreiden. De lokale devotie tot O.L. Vrouw van Wittem, met haar meer individueel-emotionele en devotionele lading, leek te moeten wijken voor een Maria-afbeelding die symbool stond voor de Romeins bepaalde eenheid en uniformiteit van de katholieke kerk en de persoon van de paus. - Het beeld van O.L. Vrouw van Wittem werd verwijderd, ergens opgeborgen (of verkocht?) en is nooit meer teruggevonden (volgens de kloosterkronieken 'verdween' het). De sieraden werden verwerkt in nieuwe kerkgewaden. Vele zilveren en gouden ex-voto's die na de roof van 1871 bewaard waren gebleven of nadien geschonken, werden omgesmolten en verkocht. De zilveren kronen werden vermoedelijk verwerkt in het deksel van een expositie-ciborie. Daarmee was de 'eigen' lokale Mariadevotie zo goed als uitgewist. |
|
Materiële cultuur |
- Beeldje: in 1847 schonk de broederschap te Wittem een met O.L. Vrouw van Wittem vergelijkbaar zilveren Mariabeeldje, dat op een ebbenhouten staf werd geplaatst en door de ceremoniarius bij Mariafeesten gebruikt. De staf droeg de inscriptie: 'Ss. Redempt. 8 Dec. 1847 D.D. J.P.A. Verschuijlen fecit. Antverpiae 1847'. Het is niet duidelijk of de staf een geschenk was voor O.L. Vrouw van Wittem. Devotioneel drukwerk - Broederschapsboekjes: 1 Broederschap van het allerheiligste en onbevlekte Hart van Maria, opgerigt in de kerk van den H. Alphonsus te Wittem (Gulpen: Alberts, 1844, 24 p.); 2 Officiën van het Broederschap van het Onbevlekt Hart van Maria (met opdracht van Broederschap te Den Haag aan Broederschap te Wittem, 22 april 1846); 3 Aanneming in de Aartsbroederschap van het allerheiligste en onbevlekte Hart van Maria (Gulpen 1844); 4 Aufnahme in der Bruderschaft des heiligsten und unbefleckten Herzens Marias (Gulpen 1844; formulier van Petronella Kuppen, op 24 november 1860 ingeschreven). - Bedevaartboekjes: 1 Wallfahrtsbüchlein zum Gebrauch der Pilger nach Wittem (Wehebach: Druckerei Langerwehe, z.j.); 2 Gebete und Gesänge zum Gebrauche bei der Wallfahrt von Mechernich nach Wittem zu dem Gnadenbilde der Allerheiligsten Jungfrau und zu Ehren des hl.Alphonsus (z.p. z.j.); 3 Gebete und Gesänge zum Gebrauche bei der Wallfahrt von Satzvey nach Wittem zu dem Gnadenbilde der allerheiligsten Jungfrau und zu Ehren des hl. Alphonsus (z.p. z.j.); 4 J. Rossmair, Der Pilger nach Wittem. Gebet-, Andachts und Erbauungsbuch für römisch-katholische Christen (Gulpen: Alberts, 1878). - Pamflet: Andenken an die feierliche Krönung des Maria-Bildes in der Klosterkirche zu Wittem am 8. Dezember 1843 (z.p. 1843). |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Wittem, huisarchief Wittem: inv. nr. 1, 2 (p. 13-15, 101-103, 183, 190); 'Liber Laborum Ministerii Interni, I (1836-1878)'; inv.nrs. F. 41 en F. 291; inv.nrs. 587 en 785 (stukken over het beeld van O.L. Vrouw van Wittem); handschrift met gebeden, gedichten, hommages van studenten te Wittem, naar aanleiding van de dogmaverklaring van Onbevlekte Ontvangenis en de viering daarvan te Wittem in mei 1855, onder leiding van pater J.H. Schaap gemaakt. Wittem, archief administratie St. Gerardusklok: onder meer diverse Duitstalige bedevaartboekjes. Literatuur: J. Juten, Histoire de Notre-Dame du Bon Conseil (Antwerpen 1860); [opgave van de gestolen ex-voto's], in: Limburger Koerier, 25 maart 1871; M.J.A. Lans, Het leven van Pater Bernard Hafkenscheid (Amsterdam: C.L. van Langenhuysen, 1905; 4e dr.) p. 219; J.A.F. Kronenburg, Maria's heerlijkheid in Nederland, dl. 8 (Amsterdam: Bekker, 1914) p. 343-392; H. Mosmans, 'Wittem en de Pruisische regeering', in: Historisch Tijdschrift 10 (1931) p. 213-222; H. Mosmans, 'Een Uitlooper van den Kulturkampf', in: Historisch Tijdschrift 13 (1934) p. 134-139; H. Mosmans, Het Redemptoristenklooster Wittem. Een bijdrage tot onze vaderlandsche kerkgeschiedenis. 1836-1936 (Roermond/Maaseik: J.J. Romen, 1935); L. Dankelman, 'O.L.Vrouw van Wittem', in: Monumenta Historica c.s.s.r. 4 (1952) p. 184-191; G. Hutschemaekers, 'Limburgse processie-perikelen 1873-1880', in: De Maasgouw 99 (1980) p. 117-127; J.H.M. Evers & P.G.J. Post ed., Historisch repertorium met betrekking tot Wittem als bedevaartsoord (Heerlen: HTP, 1986) p. 241-244; J.M.A. van Cauteren, Maria in Limburg. Vroomheid rond miraculeuze beeltenissen (Weert: Museum voor Religieuze Kunst, 1989) p. 50; F.G.H.M. Crutzen, 'Geloven op straat. Openbare godsdienstoefeningen buiten de gebouwen en besloten plaatsen in de dekenaten Gulpen en Meerssen, 1848/1857', in: Jaarboek 'Historische studies in en rond het Geuldal' (1992) p. 148; Hans Evers, Pastoraat en bedevaart. Een onderzoek naar het pastorale aanbod in het kader van de devotie tot Sint Gerardus Majella en de bedevaart naar Wittem, met bijzondere aandacht voor het gezangrepertoire (Etten-Leur: eigen beheer, 1993) p. 61. Overige bronnen: KDC BiN-dossier Wittem-O.L.Vrouw van Wittem; Zwolle, collectie H. Evers: dossier Wittem. |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |