Verering
|
Tot 1800 - Uit de tijd voor de kerkelijke goedkeuring van Udens heilige plaats in 1667, die gepaard ging met de erkenning van een miraculeuze genezing op voorspraak van O.L. Vrouw ter Linde, zijn er geen gegevens overgeleverd van enige verering voor haar. De enige aanwijzing voor het bestaan van een oudere cultus is de lindeboom naast de kapel waaraan de Udense Lieve Vrouw haar naam te danken heeft. Deze boom figureerde in de jaren na de goedkeuring prominent op de devotieprenten die de kruisheren in omloop brachten. Op vijf overgeleverde prenten en een vaantje, uitgegeven tussen 1697 en circa 1800, is de linde afgebeeld als een oeroude boom die een beeld van O.L. Vrouw in zijn kroon draagt. - De linde verwijst naar de zogenaamde inventielegenden die vertellen dat in een onbestemd verleden een Mariabeeld werd aangetroffen in een bron of een boom. Het beeld zou het teken zijn van de goddelijke uitverkiezing van deze plek en bewijst dit door hier telkens als het wordt weggenomen op wonderbaarlijke wijze naar terug te keren (vgl. ⟶ Handel, O.L. Vrouw, ⟶ Meerveldhoven en ⟶ Ommel). Omstreeks 1600 leverde de inventielegende een van de meest gebruikelijke verklaringen voor de oorsprong van heilige plaatsen, met name voor agrarische gemeenschappen als Uden. Zowel de oude linde als het beeld van O.L. Vrouw representeerden de vruchtbaarheid van akkers, mens en vee die voor de Udense gemeenschap van essentieel belang was. O.L. Vrouw werd bovendien geacht deze bij uitstek te kunnen bevorderen. Daarom is het waarschijnlijk dat er al voor het einde van de 17e eeuw - toen Uden zich tot bedevaartoord ging ontwikkelen - een verering bestond die lokaal van aard was. Wellicht gaat deze cultus terug tot de bouw van de kapel voor het midden van de veertiende eeuw. - Uden heeft zijn ontwikkeling tot bedevaartplaats te danken aan de kruisheren. Oorspronkelijk gevestigd in Den Bosch, hadden zij de stad na haar inname door Frederik Hendrik in 1629 moeten verlaten, waarop zij zich in 1636 vestigden te Uden in het Land van Ravenstein, een autonome, katholieke heerlijkheid aan de oostgrens van Staats-Brabant. Nadat de Staten-Generaal de bezittingen van de kruisheren in de Generaliteitslanden in 1658 hadden geconfisqueerd, gingen zij op zoek naar nieuwe bronnen van inkomsten. De cultus van O.L. Vrouw ter Linde bood daarvoor goede mogelijkheden. - De kruisheren zetten zich al spoedig in voor de bevordering van de verering. Waarschijnlijk is de kerkelijke erkenning van de cultus in 1667 aan hun inspanningen te danken. Hun inzet werd gewaardeerd door de niet-residerende beneficiant van de kapel, die de kruisheren in 1674 met de bediening belastte. Onder hun leiding nam de bedevaart met rasse schreden toe. De inkomsten uit offergaven en schenkingen, die in belangrijke mate meespeelden bij de beweegredenen van de kruisheren, stegen navenant. In 1693 wekte dit de begeerte van de nieuw aangetreden rector, die besloot de cultusleiding zelf in handen te gaan nemen. Dit besluit ontketende een snel escalerende machtsstrijd tussen de rector, de kruisheren en hun wederzijdse medestanders, waaruit de kruisheren negen jaar later als overwinnaars tevoorschijn kwamen - dankzij de steun van de landsheer, paltsgraaf Jan Willem van Neuburg. De kruisheren verkregen uiteindelijk meer dan de oorspronkelijke inzet was geweest: naast het recht op de inkomsten uit offergaven en schenkingen schonk de keurvorst hun het bedieningsrecht en stond hij de bouw van een nieuw klooster naast de kapel toe. - Juist tijdens de jaren dat de Udense kruisherenorde in haar voortbestaan als cultusleiding werd bedreigd, startte zij een uitgebreid propagandaoffensief dat waarschijnlijk was bedoeld om haar onmisbaarheid voor de verering te benadrukken. In 1695 wisten de kruisheren in Rome aflaten te verwerven die - naar hun eigen zeggen - duizenden pelgrims op Maria Hemelvaart naar Uden zouden hebben gelokt. Vanwege de grote stroom pelgrims zouden dat jaar maar liefst vier grote bedevaartprocessies zijn gekomen. De kruisheren zetten onmiddellijk een onderzoeksprocedure in gang naar de wonderbaarlijke aard van een genezing die zich had voorgedaan op 21 augustus, de laatste dag van het octaaf van Maria Hemelvaart. De kruisheren hoopten op een diocesane erkenning die hun de mogelijkheid zou geven het wonder officieel te verkondigen. De verbreiding van de cultus werd verder bevorderd door in 1697 devotieprenten te laten drukken. Als laatste initiatief richtten de kruisheren in 1698 een broederschap op van O.L. Vrouw van Bijstand voor de Gelovige Zielen in het Vagevuur, waaraan tevens aflaten waren verbonden. - Naast het zojuist vermelde wonder, worden er in het archief van de kruisheren nog acht officiële akten bewaard van wonderbaarlijke genezingen uit de jaren 1667-1721. - De cultus was niet alleen van economisch belang voor de kruisheren. Ook dorpelingen en handelaren van elders hadden profijt bij de komst van grote aantallen pelgrims. De betekenis van Uden als marktplaats nam toe. De landsheer, die deze profane activiteit niet vond stroken met het godsdienstige karakter van de bedevaart, kondigde in 1717 een marktverbod bij de kapel af. Niettemin stonden er in 1763, op de avond voor het feest van Maria Geboorte (8 september), acht kramen bij de kapel. - De bemoeienissen van de kruisheren hadden tot resultaat dat Uden aan het begin van de achttiende eeuw een gevestigd bedevaartsoord was met een ruime uitstraling die - blijkens de ledenlijst van de Broederschap voor de Gelovige Zielen - met name naar het noordwesten was gericht; naar het territorium van de Nederlandse Republiek. Dit lag ook voor de hand: de katholieke Zuid-Nederlandse en Duitse gebieden in oostelijke en zuidwestelijke richting waren omstreeks 1700 reeds goed van bedevaartplaatsen voorzien terwijl de nabijheid van Uden een uitkomst bood voor Nederlandse katholieken die in eigen land niet op bedevaart konden gaan. Het grootste deel van de pelgrims kwam uit de aangrenzende kwartieren van de Meierij. In 1786 schatten de kruisheren het aantal bedevaartgangers dat jaarlijks bij hen te communie ging op 30.000.
Na 1800 - De staatkundige veranderingen die omstreeks 1800 plaatsvonden, hadden een ongunstige uitwerking op de bedevaart naar Uden. Het Franse bewind, dat zich in 1794 in de heerlijkheid Ravenstein had gevestigd, vaardigde in 1798 een processieverbod uit. Dit verbod werd in 1803, toen Ravenstein onder Bataafs bestuur deel ging uitmaken van de Nederlandse staat, echter weer ingetrokken. In 1812, na de inlijving van het koninkrijk Holland bij het Franse keizerrijk, moesten de kruisheren hun klooster verlaten - en daarmee afstand doen van de cultus die onder hun leiding stond. Willem I liet hen in 1814 terugkeren, maar zij mochten geen novicen meer aannemen. Zodoende waren de kruisheren gedoemd om als kloostergemeenschap uit te sterven. Hun gestaag afnemende aantal zal de verering niet ten goede zijn gekomen. Tijdens de jaren 1830-1839 zorgde de Belgische opstand bovendien voor een verminderde bewegingsvrijheid die het aantal pelgrims dat ondanks de reeds decennia voortdurende onrust nog steeds naar Uden wilde komen, sterk zal hebben verminderd. Het restrictieve overheidsbeleid ten aanzien van processies, dat in 1848 met een processieverbod in de nieuwe grondwet werd verankerd, werkte evenmin bevorderend. Overigens mochten de processies blijven bestaan die konden aantonen dat zij altijd zonder onderbreking naar Uden waren getrokken. - Vanaf 1840 braken er echter betere tijden aan. Onder koning Willem II werd in dat jaar het verbod om nieuwe novicen aan te nemen opgeheven. De kloostergemeenschap groeide snel en kreeg na verloop van tijd weer de handen vrij voor andere zaken dan het eigen overleven. In 1868 werd de aandacht gericht op de verering van O.L. Vrouw ter Linde. Er werd gepoogd de cultus nieuw leven in te blazen. De kruisheren stelden een onderzoek in naar het verleden van de cultus. Op basis hiervan gaven zij een jaar later het boekje De vereering van het miraculeuse beeld van O.L.V. ter Linde te Uden bij 's Hertogenbosch uit; een fors aangezette geschiedenis van het glorierijke verleden van de cultus met een propagandistische functie. Tegelijkertijd werden er nieuwe devotieprenten besteld: fraaie, aansprekende kleurenlitho's die toentertijd nog een betrekkelijke noviteit waren. Bovendien richtten de kruisheren in 1868 een nieuwe broederschap op waaraan vele aflaten verbonden waren: de Broederschap van O.L. Vrouw Behoudenis der Kranken. In 1904 had deze broederschap circa 23.000 leden, afkomstig uit Uden en de omliggende plaatsen. - In De vereering stelden de kruisheren vast dat de 'eeuwenoude, vroeger wijd en zijd in Nederland zoo bekende vereering van het Udensche O.L.V. Beeld' sinds het begin van de eeuw beperkt was geraakt tot 'de meer engere grenzen van het dorp Uden zelve en eenige weinige gemeenten in ons land'. Het propagandaoffensief van de jaren 1868-1869 heeft hierin niet echt verandering kunnen brengen. De kruisheren weten de 'betrekkelijke kwijning' in 1869 aan de staatkundig roerige periode 1790-1840 en 'het van lieverlede algeheele verplaatsen van den stroom der processies naar Kevelaar'. Daarnaast moet de godsdienstige gelijkstelling van 1795 in het aangrenzende Nederland worden genoemd, die daar de aanzet vormde tot de (weder-)opbloei van talloze bedevaartplaatsen. In de 19e eeuw lag Uden niet langer in een autonome katholieke heerlijkheid die werd omringd door territoria van de calvinistische Republiek, maar was het slechts een van de vele bedevaartplaatsen in de godsdienstvrije Nederlandse provincie Noord-Brabant. Over aantallen pelgrims is noch uit deze periode noch uit de 20e eeuw iets bekend. - Vanaf circa 1840 tot het begin van de Tweede Wereldoorlog bleef Udens positie als bescheiden regionaal bedevaartoord ongewijzigd. Hoogtepunt maar tevens afsluiting van dit tijdvak vormde de kroning van het miraculeuze beeld in 1938 naar aanleiding van het 300-jarig verblijf van de kruisheren in Uden. Ter herinnering werd in de kapel een steen geplaatst die de volgende tekst draagt:
'Uit dankbaarheid jegens O.L.Vrouw ter Linde werd ter gelegenheid dat de kruisheren 300 jaar geleden uit hun klooster te s'Hertogenbosch verdreven, in Uden een gastvrij ballingsoord vonden haar beeld op 15 augustus 1938, met machtiging van het kapittel van St. Pieter te Rome, door z.h.e. mgr. A.F. Diepen, bisschop van s'Hertogenbosch, met goud gekroond. Toon ons na deze ballingschap Jezus de gezegende vrucht uws lichaams'.
- Bij gelegenheid van de kroning voerde de Udense bevolking op het marktplein een mirakelspel op, 'Blind Marieken' genaamd, dat duizenden toeschouwers trok. Ook kreeg O.L. Vrouw ter Linde een eigen feestdag op 23 oktober, die werd voorafgegaan door een noveen. In de jaren 1937-1938 zijn zes gebedsverhoringen op papier gezet. Uit dezelfde tijd stammen bovendien diverse dankbrieven van genezen personen. - Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had een processiestop tot gevolg waarmee een geleidelijke verdwijning van dit verschijnsel werd ingeluid. Na de oorlog werden de oude processies uit Nijmegen en 's-Hertogenbosch, die van alle processies de grootste afstand moesten overbruggen, niet opnieuw ingesteld. De verering beperkte zich steeds meer tot Uden zelf, wat ook kan worden afgeleid uit het gegeven dat de broederschap voor de Gelovige Zielen, toen deze na de oorlog werd hervormd, nog slechts voor de Udenaren zelf was bedoeld. Overigens nam de Udense devotie tot het begin van de jaren zestig alleen maar toe, waarschijnlijk als gevolg van de snelle bevolkingsgroei. Omstreeks 1960 moest het lof dat op 23 oktober de noveen van O.L. Vrouw ter Linde afsloot, enkele jaren twee maal achtereen worden gehouden wegens de grote belangstelling. Daarna ging het echter snel bergafwaarts. Halverwege de jaren zestig waren alle processies opgehouden te bestaan. De noveen van 23 oktober werd vervangen door een triduum, terwijl tijdens het wederom eenmalige sluitingslof de kapel slechts half was gevuld. - De teruggang was ingrijpend maar kort. Al aan het einde van de jaren zestig nam de belangstelling weer toe, hoewel de kruisheren ditmaal geen enkele poging deden de verering te reactiveren. De opleving zette zich voort tot het einde van de jaren tachtig, toen ook weer een verslag van een genezing (uit 1987) die aan O.L. Vrouw ter Linde wordt toegeschreven, aan het wonderdossier kon worden toegevoegd. Sindsdien is de verering gestabiliseerd. Volgens zegsman A. van den Elsen o.s.c. zit de kapel tegenwoordig:
'gedurende de dagen van het triduum (20, 21 en 22 oktober) [...] zo ongeveer vol en op de sluitingsdag overvol. 23 oktober heeft een feestelijk karakter. In 'n stoet van bruidjes wordt O.L.Vr. ter Linde naar het priesterkoor gebracht. Aan de mensen wordt gevraagd om intenties op te geven, waarvoor tijdens het triduum en op de feestdag gebeden wordt. Honderden worden opgegeven, zelfs door emigranten in Canada, Amerika, Australië en Nieuw Zeeland. Sinds midden jaren zeventig wordt tijdens de meimaand en oktobermaand weer iedere dag 't rozenhoedje gebeden bij O.L.Vr. ter Linde. Dit initiatief is van de mensen uitgegaan. Het convent is graag op dat initiatief ingegaan. In de meimaand komen ieder jaar bepaalde buurtschappen op bedevaart en de KVO [Katholieke Vrouwen Organisatie] komt ook ieder jaar. Dit jaar [1994] is in de meimaand 'n bus met bejaarden uit Venraij op bedevaart geweest. Vorig jaar een bus met pelgrims uit Duitsland. De devotie tot O.L.Vr. ter Linde is niet dood. Integendeel! Alleen het accent is verlegd. Er komen geen processie-bedevaarten meer, maar op een andere manier bloeit de verering tot O.L.Vr. ter Linde. We houden de kapel de hele dag open. Door de dag is er altijd wel iemand die even de kapel en Maria wil bezoeken. Dat gaat de hele dag door'.
- Anno 2017 gaat de verering, niettegenstaande de sluiting van het kruisherenklooster, op kleine schaal gestaag door. Dagelijks zijn er in de regel zo'n twintig bezoekers die er een kaars opsteken en/of komen bidden.
Aflaten - In 1699 kregen de kruisheren het recht om de leden van de aan de kapel verbonden broederschap voor de Gelovige Zielen volle aflaten te laten verwerven. Zij konden worden verdiend door bezoekers van de kapel als zij zich lieten inschrijven en bij bezoeken op Allerzielen (2 november), tijdens het octaaf van deze feestdag en op iedere vierde zondag van de maand. - In 1724 ontving de Bossche bedevaartbroederschap toestemming om haar leden een volle aflaat te laten verdienen bij deelname aan de processie, tijdens het stervensuur en op zes mariale feestdagen. Dit voorrecht is in 1851 bekrachtigd. - In 1774 verwierven de kruisheren het recht om de bezoekers van de kapel een volle aflaat te laten verdienen op de feestdagen van Kruisverheffing en Kruisvinding en hun octaven (bijzondere dagen voor de orde der kruisheren). Dit voorrecht is in 1856 bekrachtigd. - In 1786 werd toestemming verkregen om de bezoekers van de kapel een volle aflaat te laten verwerven op de zeven voornaamste mariale feestdagen en een dag naar keuze. - In 1843 verwierf de Nijmeegse bedevaartbroederschap het recht om haar leden een volle aflaat te laten verdienen bij de inschrijving in de broederschap en op vijf mariale feestdagen. - In 1868 verkregen de kruisheren de voorrechten, verbonden aan de aartsbroederschap van O.L. Vrouw Behoudenis der Kranken, voor hun eigen, zojuist opgerichte filiaal. De talrijke aflaten, eventueel te bestemmen voor de zielen in het vagevuur, konden - onder veel meer - worden verdiend op de inschrijvingsdag en tijdens het stervensuur.
Processies en broederschappen - Tijdens de 18e eeuw trokken jaarlijks processies naar Uden vanuit de zeventien parochies van het Land van Ravenstein en het graafschap Megen, dat enige tijd tot dezelfde landsheer behoorde. Uit de bronnen blijkt bovendien dat vanuit de Republiek jaarlijks processiebedevaarten werden ondernomen uit 's-Hertogenbosch, Nijmegen, Grave en Neerbosch. Het aantal processies uit de Republiek was echter beperkt door het daar heersende verbod op openbare uitingen van katholicisme. De meeste Nederlandse pelgrims kwamen individueel of in ongeordend groepsverband. - In De vereering worden 19e-eeuwse processies uit de volgende plaatsen genoemd: (wederom) Grave, 's-Hertogenbosch, Neerbosch en Nijmegen; Deursen, Dieden, Reek, Schaijk, Volkel en Zeeland (uit het Land van Ravenstein); Balgoijen, Batenburg, Driel, Wamel en Wijchen (uit het Land van Maas en Waal); Beers en Cuijk (uit het Land van Cuijk); Berlicum, Helmond, Veghel en Vught (uit de Meierij) en Amsterdam, waarvandaan vanaf 1804 enkele jaren een groep is vertrokken die processiegewijs de bedevaartplaats binnenging. Van de meeste van deze processies is niet bekend of zij regelmatig naar Uden trokken. In latere jaren sloten zich geregeld enkele Amsterdammers aan bij de Bossche processie. Op 12 september 1918 trok de Mariacongregatie van Oss in een bedevaart 'voor den vrede' naar Uden. Tenslotte is bekend dat in de jaren dertig van de 20e eeuw jaarlijks een Rotterdamse processie Uden binnentrok. - Twee van de bovengenoemde processiebedevaarten werden georganiseerd door broederschappen. Die van 's-Hertogenbosch werd in 1724 opgericht; die van Nijmegen in 1843. De Bossche broederschap werd in de 19e eeuw gevestigd in de Catharinakerk, die tot het vertrek van de kruisheren in 1629 hun kloosterkerk was geweest. Beide broederschappen hielden kort na de Tweede Wereldoorlog op te bestaan. - Afgezien van deze bedevaartbroederschappen bestonden op de cultusplaats zelf nog twee broederschappen waarvan pelgrims lid konden worden: de Broederschap van O.L. Vrouw van Bijstand voor de Gelovige Zielen in het Vagevuur, opgericht in 1698, en de Broederschap van de Allerheiligste en Onbevlekte Maagd, Moeder Gods Maria, O.L. Vrouw Behoudenis der Kranken, in 1868 gesticht als filiaal van de gelijknamige aartsbroederschap. Deze broederschappen zijn verdwenen tijdens de jaren zestig van de 20e eeuw.
|
Materiële cultuur
|
- Attributen voor het miraculeuze beeld: van de attributen die voor de ontmanteling en restauratie van het beeld in 1906 werden gebruikt, bevinden zich nog drie paar kronen (voor moeder en kind) en de bijbehorende scepters in het klooster. De oudste set is van zilver, de twee andere zijn van goud. Een gouden set is in 1853 geschonken door de Nijmeegse bedevaartbroederschap. De andere werd vervaardigd door edelsmid Brom uit Utrecht en geschonken door de Udense dorpsgemeenschap bij gelegenheid van de kroning in 1938. - Het stenen Mariabeeld: de kruisheren bewaren een stenen Mariabeeld dat omstreeks 1400 is gedateerd. Dit beeld zou tot ca. 1710 in de linde hebben gestaan. Nadat de boom was omgevallen, is het beeld geplaatst in een nis aan een buitenmuur van de middeleeuwse kapel. Toen deze in 1904 werd gesloopt, is het beeld weggegeven. Na enige omzwervingen bevindt het zich echter sinds enkele jaren weer in het klooster. - Replica's: de kruisheren verkochten sinds 1936 geruime tijd getrouwe kopieën van het miraculeuze beeld. Na de kroning in 1938 werd bovendien de productie van geglazuurde terracottareliëfs (firma Triangel; coll. Museum Religieuze Kunst Uden, nr. MRK 318) ter hand genomen die nog altijd naast de voordeur van vele oudere huizen in Uden te vinden zijn. In 1966 was de voorraad van beide kopievormen uitgeput. Toen er ca. 1980 een nieuwe vraag ontstond, is de productie van beide weer ter hand genomen; in 2017 zijn er opnieuw gekleurde replica's van het houten Mariabeeld gemaakt, 36 cm hoog, 70 euro. - Priorportretten met O.L. Vrouw: in het klooster bevindt zich een drietal portretten van de priors Dhamen (1709-1724), Hermes (1724-1730) en Van der Voort (1731-1747) die zich met het miraculeuze beeldje hebben laten vereeuwigen. - Ex-voto's: in het kruisherenklooster wordt een vijftiental zilveren ex-voto's bewaard uit de 19e eeuw, bestaande uit vijf harten, vier benen, twee afzonderlijke ogen, een paar ogen, een arm, een hoofd en een langwerpig, rechthoekig plaatje waarin in reliëf de gestalte van een knielende man is aangebracht. Verder zijn er diverse zilveren rozenkransen, medailles, schakelarmbanden, beugeltasjes e.d. die uit dankbaarheid aan O.L. Vrouw zijn geschonken. Naast deze losse ex-voto's beschikt het klooster, uitgeleend aan museum Krona, over twee met fluweel beklede stukken (de expositietroon van het beeld en de bijbehorende overhuiving) waarop vele geschonken sieraden zijn bevestigd. Omstreeks 1900 werden zij op hoogtijdagen achter, respectievelijk voor het voetstuk van het beeld geplaatst (zie Bronnen Literatuur, Van Liebergen (1990); Prins (2024)). - Medailles e.d.: 1 de Udense, Nijmeegse en Bossche broederschappen hebben een tiental herinneringsmedailles van omstreeks 1900 aan het klooster geschonken; 2 aluminium medaille van O.L. Vrouw ter Linde (ca. 1950?) met op de ommezijde een afbeelding van het H. Hart van Christus (Eindhoven, Streekarchief); 3 speldje (ca. 1950?) met O.L. Vrouw ter Linde (Eindhoven, Streekarchief); 4 penning voor H.A. van Genabeek b.g.v. zijn 25-jarig broedermeesterschap van de Bossche processie naar Uden, 15 augustus 1884, zilver en deels verguld; coll. Noordbrabants Museum nr. 5682; 5 eremedaille voor A. van Asseldonk uit 's-Hertogenbosch ter gelegenheid van zijn 25-jarig (1853-1878) lidmaatschap van de Bossche broederschap van O.L. Vrouw ter Linde (Ø 6 cm, zilver met goudkleurig geappliqueerde O.L. Vrouw; coll. Museum Religieuze Kunst Uden, nr. MRK 1881; 6 penning processie Nijmegen-Uden, (36 x 27 mm; 19e eeuw); coll. Catharijneconvent Utrecht nr. ABM M01278g; 7 medaille O.L. Vrouw van Uden (25 x 19 mm; 19e eeuw); coll. Catharijneconvent Utrecht nr. ABM m01278f.
Devotioneel drukwerk - Bedevaartboekjes: 1 Joan[nes] Matth[ias] V[an] S[traelen], Udensche devotie tot de Alderheyligste Maghet en Moeder Godts Maria, vermaert door mirakelen en bedevaerden, bestaende in het ophaelen van eenige mirakelen, en loff-sangen (Venlo: H. Korsten, 1771; 32 p.); 2 E.E. Kruisheren, De vereering van het miraculeuse beeld van O.L.V. ter Linde te Uden bij 's Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch: P. Stokvis & Zoon, 1869; Licentia Ordinis: S. Agatham, IV. Kal. Jul. 1869. H. van den Wijmelenberg, Mag. Gen. Ord. S. Crucis; Imprimatur: Haaren 28 Junii 1869. J. Cuijten, Libr. Cens; 56 p.); 3 P.A. L[aarackers] o.s.c., De vereering van het Mirakuleus Beeld van Onze Lieve Vrouw ter Linde in de kerk der E.E. Kruisheeren te Uden (Helmond: Frans Wolters, 1904; impr.: Haaren, 3 Juni 1904. J.H. Selten, Librorum Censor; 32 p.); 4 Het Maria-Jaar 1953 - 8 December - 1954 en het Genade-oord van Onze Lieve Vrouw ter Linde te Uden (z. p. 1953; 4 p.) aflaten ter gelegenheid van het Mariajaar. - Broederschaps-/processieboekjes en - brochures: Bossche broederschap: 1 'Zijne heiligheid paus Innocentius XIII., in het jaar onzes heeren Jezus Christus 1724, verleend, op verzoek van de eerwaarde paters missionarissen minderbroeders recollecten, te 's Bosch, volgens bulle van zijne heiligheid, welke is berustende bij de broeders, de volgende aflaten, aan alle broeders en zusters, welke hun laten inschrijven in het broederschap van Onze Lieve Vrouw onder der Linde, te Uden' (z. p. [ca. 1825]; 4 p.) aflatenoverzicht; 2 'Udensche processie. Berigt wegens het broederschap van Onze Lieve Vrouw onder de Linden te Uden' ('s-Hertogenbosch: J.L. Scheefhals, 1851; 4 p.) overzicht van de hernieuwde aflaten; 3 'Bossche processie naar Uden. Tot O.L.V. ter Linde. Bericht wegens de processie van 's Bosch naar O.L.V. onder de Linden te Uden' ('s-Hertogenbosch: Gebr. Steures, 1883; impr.: 's-Hertogenbosch, 26 Junii 1883, de Bisschop van 's Bosch, A. Godschalk; 's-Hertogenbosch, 25 April 1894, de Bisschop van 's Bosch, W. van de Ven (herdr.); 4 p.) aflatenoverzicht; 4 Handboekje voor de 's-Hertogenbossche processie naar Uden (z. p. 1921; nihil obstat: M.F. Dekkers, Libr. cens.; evulg.: J. Pompen, Vic. Gen. Buscoduci 5 Augustus 1921; I + 60 p.); Nijmeegse broederschap: 5 Hulde aan Maria. Opgedragen aan de broederleden der Nijmeegse processie naar Uden (Grave: J. Witz, 1842; 149 + IV p.; herdr. Nijmegen: Langendam, 1854; 123 p.) gezangenbundel; 6 'Onderigting betreffende de processie en het broederschap, onder de benaming van Onze Lieve Vrouwe onder de Linden te Uden. Gevestigd te Nijmegen in de kerk der paters minderbroeders' (z. p. [ca. 1843]; 8 p.) instructie en aflatenoverzicht; Graafse processie: 7 Devotie tot de allerheiligste maagd en moeder Gods Maria te Uden. Bestaande in eenige lofzangen en gebeden ter harer eer (Uden: F.J. Vosman, [ca. 1880]; II + 94 + ii p.) gezangenbundel; broederschap O.L. Vrouw Behoudenis der Kranken: 8 'In de broederschap van de allerzaligste en onbevlekte maagd, moeder Gods, Maria, Onze Lieve Vrouw, Behoudenis der Kranken, opgerigt in de kapel van O.L.V. ter Linde, te Uden, is ingeschreven' ('s-Hertogenbosch: P. Stokvis en Zoon, 1868; 4 p.) een inschrijvingsformulier met statuten en aflatenoverzicht; 9 'In de broederschap van de allerzaligste en onbevlekte maagd, moeder Gods, Maria, Onze Lieve Vrouw, Behoudenis der Kranken, opgericht in de kapel van O.L.V. ter Linde, te Uden, is ingeschreven' (Uden: V.d. Heijden en Van Dijk, [ca. 1910]; 4 p.) herdr. van het inschrijvingsformulier met statuten en aflatenoverzicht; 10 'Statuten van de broederschap van de allerzaligste en onbevlekte maagd, moeder Gods, Maria, O.L.Vrouw Behoudenis der Kranken. Opgericht in de kapel van O.L. Vrouw ter Linde te Uden' (Schiebroek: Vox Romana, 1938; goedkeuring: 's-Hertogenbosch, 3 April 1938, A.F. Diepen, Bisschop van 's-Hertogenbosch; 6 p.); broederschap Gelovige Zielen: 11 'Uittreksel van de statuten van de broederschap van O.L.Vrouw Bijstand der Gelovige Zielen in het Vagevuur opgericht 27 januari 1698' (z. p.; impr.: 's-Hertogenbosch, 15 Januari 1948, W. Mutsaers, Bisschop van 's-Hertogenbosch; 8 p.); 12 formulier in de vorm van een prent (14 x 9 cm) met op de voorzijde de reproductie van een foto van het portret van prior Bruyns, de oprichter van de broederschap voor de Gelovige Zielen, en op de achterzijde een tekst waarmee wordt beoogd leden voor de broederschap te werven onder de nieuwe inwoners van Uden [ca. 1950]; 13 'Bedevaart der Leden en Eere-Leden van de Maria-Congregatie te Oss naar O.L.V. ter Linde te Uden op Donderdag 12 September 1918. Voor den vrede' (Oss, Museum Jan Cunen). - Devotieprenten: 1 kopergravure uit 1697 van A. Schmidt te Augsburg, voorstellende O.L. Vrouw in de linde met links hiervan de kapel. De prent is bovenaan voorzien van de tekst 'onse Lieve Vrau Vander Linden tot Uden un Landt Van Rauenstein' in een banderol en onderaan een gedicht met chronogram. Van de prent is slechts een reproductie bekend, afgedrukt als Bijlage 2 in Franciscaansch Leven 18 (1940); 2 ingekleurde kopergravure (8,8 x 6 cm), ca. 1700 uitgegeven door I. van Sande te Antwerpen. De gravure is (evenals de volgende en de twee te noemen houtsnedes) een vereenvoudigde en kleinere versie van de vorige. Antwerpen, Ruusbroeckgenootschap; Uden, Museum voor Religieuze Kunst; 3 ingekleurde kopergravure (9,5 x 6,9 cm) uit de eerste helft van de 18de eeuw, uitgegeven door S. Verbruggen te Antwerpen. Uden, kruisherenklooster; 4 ingekleurde kopergravure (23,5 x 13,5 cm) uit ca. 1720, uitgegeven door C. van Merlen te Antwerpen na aanpassing van de koperplaat, want de prent was ca. 1700 als Kevelaervoorstelling uitgegeven door de Antwerpenaar J. de Man. Veldhoven, Coll. Maas-Rooijakkers; 5 houtsnede (12,5 x 8 cm) met de eerder genoemde voorstelling omgeven door roccocoversieringen en het jaarschrift 1771, te koop bij F.J. Vosman te Uden (werkzaam omstreeks 1900). De prent sierde tevens het bedevaartboekje van Van Stralen uit 1771 (zieboven); 6 houtsnede ca. 1800 (10,8 x 7,3 cm). Katholieke Universiteit Brabant (KUB), Brabant Collectie; 7 ingekleurde tekening (9,5 x 5,5 cm) 'Onse lieve vrou tot Uden', 18e/begin 19e eeuw. Utrecht, Museum Catharijneconvent, STCC 1; 8 houtsnede ca. 1800 (ca. 32 x 24 cm), uitgegeven door J. Brepols te Turnhout. Utrecht, Museum Catharijneconvent); 9 huiszegen met ingekleurde houtsnede, begin 19e eeuw (34,5 x 21,3 cm) 'O.L. Vrouw ter Linde te Uden. Heil der Kranken', uitgegeven door W. van Gulick in Den Bosch. De afbeelding toont O.L. Vrouw van Scherpenheuvel (B.) met de bedevaartkerk op de achtergrond; 10 gekleurde lithografie uit 1868 (10 x 7 cm), uitgegeven door J. Petyt uit Brugge, voorstellende O.L. Vrouw ter Linde met daaronder het wapen van de kruisherenorde en erboven de tekst 'O.L. Vrouw ter Linde te Uden Heil der Kranken' in banderollen. Uden, kruisherenklooster; 11 gekleurde lithografie ca. 1890 (10,5 x 7 cm), uitgegeven door B. Kühlen te Mönchen-Gladbach, voorstellende O.L. Vrouw ter Linde op een wolk boven de cultuskapel, met daaronder de tekst 'O.L. Vrouw "ter Linde" te Uden Heil der Kranken, bid voor ons' en op de achterzijde een gebed. Uden, kruisherenklooster; 12 idem, met omlijsting van papieren kant. Uden, kruisherenklooster; Utrecht, Museum Catharijneconvent; 13 papieren reliëf in wit met lichtblauwe omranding (21,5 x 16 cm), 19e eeuw, voorstellende O.L. Vrouw ter Linde op een wolk met daarboven de tekst 'Heilige Maria Bid voor Ons' in een banderol en onderaan in de blauwe lijst de tekst 'ons lieve vrouw van der linden te uden'. Uden, kruisherenklooster; 14 lithografie met buste van Maria (11 x 7,5 cm), ca. 1890, gedrukt bij Maison Basset te Parijs, bedrukt en verkocht door F.J. Vosman te Uden en gebruikt ter 'Herinnering aan het vijftigjarig jubilé der processie van Nijmegen naar O.L. Vrouw der Linden, te Uden'; 15 niet getraceerd prentje, vermeld in een Lijst van voorwerpen betrekking hebbende op Onze Lieve Vrouw ter Linde in het kruisherenklooster, gedrukt door St. Augustinus te Brugge in 1907; 16 kleurendruk uit 1918 (12 x 6 cm), uitgegeven door C.N. Teulings te 's-Hertogenbosch, Amsterdam en 's-Gravenhage, van een geschilderde voorstelling van het ontmantelde beeld met daaronder de tekst 'O.L.Vrouw "ter Linde" Uden' en op de achterzijde een gebed en historische tekst. Uden, kruisherenklooster; 17 kleurendruk uit 1938 (12,3 x 7,5 cm), uitgeven door Vox Romana te Schiebroek, van een geschilderde voorstelling van het ontmantelde beeld van O.L. Vrouw ter Linde, vervaardigd door R. Smeets, met daaronder de tekst 'O.L.Vrouw "ter Linde" Uden', tevens gebruikt als voorkant van een vouwblad met de herziene statuten van de broederschap van O.L. Vrouw Behoudenis der Kranken. Uden, kruisherenklooster; 18 pentekening (?) (11,5 x 8 cm), ca. 1955 (?), uit de serie van E.v.A. (nr. 100), met afbeelding van het beeld geplaatst voor een dorpsgezicht en de tekst 'O.L. Vrouw van Uden'. Utrecht, Museum Catharijneconvent; 19 zwartwitdruk uit 1953 (12 x 7,2 cm) met een foto van het beeld van O.L. Vrouw ter Linde en daaronder de tekst 'O.L. Vrouw ter Linde, Behoudenis der Kranken, bid voor ons', tevens gebruikt als voorzijde van een broederschapsvouwblad; 20 kleurendruk ca. 1960 (11,6 x 7 cm) van een geschilderde voorstelling van het ontmantelde beeld van O.L. Vrouw ter Linde met daaronder de tekst 'O.L.Vrouw "ter Linde' Uden" en op de achterzijde een gebed en historische tekst. Uden, kruisherenklooster. - Vaantjes: 1 houtsnede ca. 1800 (27,7 x 27,1 cm), gesigneerd L.v.D. en J.J., met de bij de prentjes vermelde, in de 18e eeuw courante voorstelling en de tekst 'Maria toevlucht der zondaren' op een banderol. KUB, Brabant Collectie; 2 ingekleurde houtsnede ca. 1800 (39,5 x 32 cm) met een overeenkomstige voorstelling als 1 en de tekst 'Gods heil-orakelschrift tuigt van hoe groote waarden, /In 't Oud en Nieuw Verbond, dat zijn de bedevaarden, /God is op alle plaats, zoo het Geloof ons leert, /Toch wil hij meer op d'een als d'ander zijn geëerd. /En schoon ons zwak vernuft dit g'heim niet kan doorgronden, /Hebben met duizenden die waarheid ondervonden. /Van d'ongeloovigen altijd vergeefs bestreên; /De grootheid Gods dringt door de dikste wolken heen. /Tuigt UDEN klaar, tuigt, daar God zijne gloriestralen, /In d'onbevlekte maagd, doet als den middag pralen, /Kom, kom, o christen Volk! Met 't hart opregt en rein, /Maria zal uw troost, uw hulp en bijstand zijn.' Breda's Museum; 3 kleurendruk ca. 1950 (33 x 32 cm) van een door Luc. van Hoek als linoleumsnede vervaardigde voorstelling van O.L. Vrouw in de linde, vergezeld van een kruisheer en enkele pelgrims en onderaan de tekst 'o.l.vrouw ter linde heil der zieken' in een banderol. Uden, kruisherenklooster.
|
Bronnen en literatuur
|
Archivalia: Uden, archief van de kruisheren. 's-Hertogenbosch, bisdomarchief: dozen 'Bedevaarten' waarin zich een deel bevindt van het archief van de Bossche bedevaartbroederschap; het overige materiaal is in Uden. Het archief van de Nijmeegse broederschap is in 1944 verloren gegaan. Tekstedities: C.R. Hermans ed., Annales canonicorum regularium S. Augustini ordinis S. Crucis; ex monumentis authenticis, collegit, disposuit, illustravit, 3 dln. ('s-Hertogenbosch: P. Stokvis, 1858). Literatuur: H.G. Eskes, Van de hand des Heere dat is wonderbaare beelden etc. (Geldern: G.N. Schaffrath, 1820) Aanhangsel, p. 1-2; J.A. Coppens, Nieuwe beschrijving van het bisdom van 's-Hertogenbosch etc., dl. 4 ('s-Hertogenbosch: J.F. Demelinne, 1844) p. 115 e.v.; [Bedevaartplaats Uden], in: De Fakkel 4 (1851) nr. 37, 12 september; L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's Hertogenbosch, dl. 5 (Sint-Michielsgestel: Instituut voor Doofstommen, 1870-1876) p. 759-764; Candidus, 'O. L. Vrouw Ter Linde te Uden', in: Maria's Heiligdommen. Nederland België ('s-Hertogenbosch: Katholieke Illustratie, [1882]) p. 42-56; Neerlandia Catholica of Het Katholieke Nederland. Ter herinnering aan het Gouden priesterfeest van Z.D. Paus Leo XIII (Utrecht: P.W. van de Weijer, 1888) p. 458; A.B. & L.O., Meimaand der Genade-Oorden, of Maria's grootheden, leven en bevoorrechte heiligdommen ('s-Bosch ... Loreto), in godvruchtige lezingen voor elken dag der maand Mei (Cuijk: J.J. van Lindert, 1896) p. 72-75; [ J.A.F. Kronenburg], 'Onze Lieve Vrouw ter Linde te Uden', in: De Volksmissionaris 22 (1901) p. 522-528, 569-575; P.A. L[aarakkers], De vereering van het mirakuleus beeld van Onze Lieve Vrouw ter Linde in de kerk der kruisheeren te Uden (Helmond: Frans Wolters, 1904); J.A.F. Kronenburg, Maria's heerlijkheid in Nederland (Amsterdam: Bekker, 1904-1914) dl. 6, p. 182-205; M.,'O.L. Vrouw ter Linde te Uden', in: Kruistriomf 2 (1922-1923) p. 278-281, 310-315; H. Linnebank, 'Onze Lieve Vrouw van Uden', in: Sint-Jansklokken 1 (1923) p. 291-294; J.R.W. Sinninghe, Noord-Brabantsch sagenboek (Scheveningen: 'Eigen Volk', [1933]) p. 175-176; J. Francino, In cruce vita. De orde der kruisheren in Nederland (Rotterdam [impr. 1936]); Jehan Kuypers, Lieve Vrouwkes van Brabant of eenen krans van Maria-legenden (Maastricht: Gebr. Van Aelst, 1938) p. 85-92; 'Uden genadeoord geopend', in: Het Huisgezin, 7 mei 1956; B. de Boer, 'De Nijmeegse bedevaart naar O.L.V. onder de Linden te Uden', in: Bijdragen voor de geschiedenis van de provincie der minderbroeders in de Nederlanden 8 (1956-57); 'Udens O.L. Vrouw ter Linde werd 25 jaar geleden gekroond', in: Brabants Dagblad, 8 augustus 1963; P. Polman, Katholiek Nederland in de achttiende eeuw, dl. 3 (Hilversum: P. Brand, 1968) p. 105; Willem Frijhoff, Les pèlerinages dans les Provinces-unies. Ebauche d'inventaire et de problématique de recherche (ongepubl. licentiaatsverhandeling, Univ. de Paris-Sorbonne 1969) p. 45, nr. E13; P.G. Bins, Prisma toeristengids Zeeland Brabant Limburg (Utrecht-Antwerpen: Het Spectrum, [1972]) p. 350-351; H. Brabers ed., Onze Lieve Vrouwkes van Brabant (['s-Hertogenbosch]: Provinciaal Genootschap, [1977]) p. 65-68; P.J. Margry, Bedevaartplaatsen in Noord-Brabant (Eindhoven: Bura Boeken, 1982) p. 269-276; Dieter Pesch, Wallfahrtsfänchen. Religiöse Druckgrafik (Keulen: Rheinland-Verlag, 1983) p. 402; L.C.B.M. van Liebergen ed., 'Waer een paradis'. Kloosterleven in Brabant na de Reformatie (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1987) p. 116-117; Ineke Platel, '"O Lieve Vrouw ter Linde...". Onze Lieve Vrouw in het bisdom Den Bosch (9)', in: Bisdomblad, 15 mei 1987, p. 12; Ineke Plateel & Peter van Zoest, Steek dan voor mij ook een kaarsje op. Onze Lieve Vrouw in het bisdom Den Bosch (Den Bosch: afd. publiciteit bisdom, 1987) p. 98-103; Henry van Rooij, 'De Kruisheren-orde bloeit over de grens, maar hier is het "herfsttij"', in: Bisdomblad, 28 oktober 1987, p. 12; A. van den Elsen, 350 jaar wel en wee van de Udense kruisherengemeenschap (Uden 1988); L.B.C.M. van Liebergen ed., Volksdevotie. Beelden van religieuze volkscultuur in Noord-Brabant (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1990) p. 148, cat. nrs. 64-66; A.K.L. Thijs, 'Antwerpse "sanctjes". Heiligenprentjes voor Noordbrabantse bedevaartplaatsen (17e - 18e eeuw)', in: L.B.C.M. van Liebergen ed., Volksdevotie. Beelden van religieuze volkscultuur in Noord-Brabant (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1990) p. 108-111; M.F.M. Wingens, 'De bedevaartoorden Handel en Uden omstreeks 1700. Mariaverering over de grenzen van de Republiek', in: L.B.C.M. van Liebergen ed., Volksdevotie. Beelden van religieuze volkscultuur in Noord-Brabant (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1990) p. 49-61 en op 148 de twee tableaus met votiefgeschenken; A. Toelen, Geloof in gips. Massaproducten van religieuze voorstellingen, 3 dln. (Nijmegen: doctoraalscriptie KUN, 1992) beeldjes van O.L. Vrouw van Uden; M.F.M. Wingens, 'De Nederlandse Mariale bedevaart (ca. 1600 - ca. 1800). Van een instrumentele naar een spirituele benadering van het heilige', in: Trajecta 2 (1992) p. 168-187; M.F.M. Wingens, '"Van de handt des heeren geraeckt". Miraculeuze genezingen in bedevaartsplaatsen nabij de grenzen van de Republiek, 1600-1800', in: W. de Blécourt, W. Frijhoff & M. Gijswijt-Hofstra ed., Grenzen van genezing. Gezondheid, ziekte en genezen in Nederland, zestiende tot begin twintigste eeuw (Hilversum: Verloren 1993) p. 46-68; A.K.L. Thijs, Antwerpen internationaal uitgeverscentrum van devotieprenten 17de-18de eeuw (Leuven: Peeters, 1993) p. 42-43; M.F.M. Wingens, Over de grens. De bedevaart van katholieke Nederlanders in de zeventiende en achttiende eeuw (Nijmegen: SUN, 1994); Alfons K.L. Thijs, ‘Komt pelgrims, komt hier’. Devotioneel drukwerk voor bedevaartplaatsen in Vlaanderen en Brabant (1500-1850) (Leuven: Peeters, 2020) p. 69-70, 84, 403; Wouter Prins, 'Maria van het Nieuwe Normaal', in: InBrabant (juni 2024) p. 64-65. Overige bronnen: KDC BiN-dossier Uden-OLV; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst nr. 23 (1959) + 64 a+b (1993); Collectie 'O.L. Vrouw Uden' van A.J. Bomans, opgenomen in BiN-dossier (acquisitie 2012).
|