Tegelen, H. Lucia

Gediskwalificeerd: ja
Cultusobject: H. Lucia
Datum: 13 december
Periode: ca. 1860- ca 1950
Religieuze context: christelijk
Locatie: St. Martinuskerk, Tegelen
Adres: Parochiekerk Tegelen
Gemeente: Venlo
Provincie: Limburg
Bisdom: Roermond
Samenvatting:

De H. Lucia was de bijzondere patrones tegen alle bloedziekten (roode loop, typhus, cholera en andere besmettelijke ziekten)
Geen bedevaart.

Auteur: Geert Vink
Illustraties:
Topografie

Lucia van Syracuse (volgens traditie 283-304) is een christelijke martelares, die vereerd wordt als heilige door katholieke en oosters-orthodoxe christenen. Ze is de patroonheilige van de blinden. Ze is de enige katholieke heilige die ook vereerd wordt door de lutheranen in Scandinavië, in vieringen die veel voorchristelijke elementen van een joelfeest voor de zonnewende hebben behouden.
Bronnen en historiciteit
De bekendste versie van de legende van Sint-Lucia is afkomstig uit de Legenda Aurea, een verzameling heiligenlevens van de 13e-eeuwse schrijver Jacobus de Voragine. De oudst bekende versie van de legende stamt echter uit de 5e eeuw,[1] en er mag worden aangenomen dat de legende in de 6e eeuw al wijdverspreid was. Zo wordt ze genoemd in het sacramentarium van de 6e-eeuwse paus Gregorius I. In de daaropvolgende eeuwen is haar legende onder andere opgetekend door de Britse christelijke schrijvers Adelmus en Beda.
De heiligenlevens van Sint-Lucia vertonen gelijkenissen met die van Sint-Agatha en staan vol met aan haar toegeschreven wonderen. De mogelijkheid dat de heiligenlevens berusten op een historisch personage wordt groot geacht. Sint-Lucia komt namelijk in vrijwel alle middeleeuwse verzamelingen van heiligenlevens voor. Ook is er in de catacomben van Syracuse een graftekst van rond het jaar 400 ontdekt, die waarschijnlijk werd aangebracht als herkenningspunt voor pelgrims. Rond het jaar 600 waren er al kloosters in Syracuse en Rome aan haar gewijd.
Legende
Volgens de legende leefde Sint-Lucia in de tijd van de christenvervolgingen door keizer Diocletianus (regeerde 284-305). Ze was de dochter van een Romeins burger in Syracuse, die haar vader op jonge leeftijd had verloren. Haar moeder, Eutychia, leed al vier jaar aan dysenterie. Beide vrouwen brachten een nacht biddend bij de tombe van de christelijke heilige Sint-Agatha door, de beschermheilige van Catania. Aan het einde van de nacht verscheen de heilige voor Lucia in een visioen. De heilige voorspelde Lucia daarin dat zij de glorie van Syracuse zou worden, zoals Agatha dat van Catania was. Ook was haar moeder terstond op wonderbaarlijke wijze genezen.
Eutychia regelde een heidense echtgenoot voor haar dochter, maar Lucia haalde haar moeder over het huwelijk niet door te laten gaan en de bruidsschat als aalmoezen onder de armen te verdelen. Lucia had Christus als bruidegom gekozen en wilde eeuwig maagd blijven. De beoogde echtgenoot kwam op de hoogte van het uitdelen van de bruidsschat. Hij gaf Lucia daarop als christen aan bij de magistraat Paschasius. Deze verzocht haar een offer aan de keizer te brengen, wat ze weigerde. Daarop werd ze veroordeeld tot tewerkstelling in een bordeel, maar op wonderbaarlijke wijze bleken de wachters haar niet te kunnen afvoeren, ook niet nadat men een ossenspan had ingezet. Later probeert men haar levend te verbranden, maar ook van de brandstapel leek zij geen last te hebben. Daarop werd ze met zwaardsteken om het leven gebracht. De fatale wond zou zijn toegebracht door met een zwaard door haar hals te steken.
Een andere legende verhaalt hoe Lucia haar ogen verloor. Eén versie van dit verhaal is dat een heidense minnaar naar haar hand dong. Hij maakte haar een compliment over haar mooie ogen, waarna ze haar ogen uitstak en hem deze toezond op een schaal, met de boodschap haar verder met rust te laten. Op wonderbaarlijke wijze bleef ze echter in staat te zien. In andere versies van de legende worden haar ogen uitgestoken bij haar marteldood. Beide versies komen in heiligenlevens ouder dan de 14e eeuw niet voor en zijn daarom waarschijnlijk een latere toevoeging.

Cultusobject

 In 1854 was er in Tegelen een reliek aangeschaft en vond een restauratie van het Luciabeeld plaats. In 1884 (13 dec. - 21 december) was er een plechtige viering van het 30 jarig jubileum van het octaaf van de H. Lucia in de parochiekerk te Tegelen.
Symboliek
- De naam Lucia is afgeleid het Latijnse lux, dat licht betekent. Dit komt terug in de naamdag 13 december, die in de oude, juliaanse kalender de kortste dag van het jaar was. Vanwege de legende over de uitgestoken ogen is Sint-Lucia de beschermheilige van blinden en opticiens. Daarnaast is ze de beschermheilige van elektriciens, prostituees en zieke kinderen. Ze wordt door katholieken aangeroepen voor genezing van slechtziendheid, halspijnen, blindheid en versterkte bloedingsneigingen.
- De oudste afbeeldingen (iconen) van Sint-Lucia zijn 6e-eeuwse fresco's uit Ravenna. Sinds de 14e eeuw wordt Sint-Lucia vaak afgebeeld met een schaal waarop een paar ogen ligt. Onder de oudste afbeeldingen waarop dit attribuut voorkomt zijn schilderingen van Pietro Lorenzetti in Florence. Francisco de Zurbarán (1598-1664) beeldde haar in Chartres af met een schaal ogen en een palmtak. De heilige wordt ook wel met een kelk of een dolk door haar nek afgebeeld.
- In het Middellandse Zeegebied worden de dekseltjes van de schelpen van het geslacht Turbo wel ogen van Sint-Lucia genoemd. Volgens het volksgeloof zouden ze het boze oog afweren en geluk brengen.

Verering

Relieken die aan Sint Lucia worden toegeschreven zijn over heel Europa te vinden. De 11e-eeuwse schrijver Sigebert van Gembloux meldde dat het lichaam in zijn tijd in de Saint Vincent in Metz rustte, en dat een arm naar Speyer werd overgebracht. Oorspronkelijk zou ze in Syracuse begraven zijn, de laat-4e-eeuwse grafinscriptie vormt daarvoor extra bewijs. Volgens Sigebert zou het stoffelijk overschot van Sint-Lucia vier eeuwen in Syracuse gelegen hebben toen hertog Faroald II van Spoleto Sicilië veroverde[bron?] en de resten van de heilige overbracht naar Corfinium (in de Abruzzen). In 972 liet keizer Otto I het lichaam overbrengen naar Metz. Tegenwoordig zijn diverse relieken verspreid over Europa te vinden, die mogelijk afkomstig zijn van dit lichaam.
- Een alternatief verhaal, in tegenspraak met Sigebert, is dat het lichaam in 878, toen de islamitische Saracenen Syracuse dreigden in te nemen, naar een geheime locatie gebracht werd. In 1039 werd het door de Byzantijnse generaal Maniakes gestolen en meegenomen naar Constantinopel. Bij de inname van de stad door de kruisvaarders in 1204 werd het lichaam, samen met vele andere relieken, naar Venetië overgebracht. Daar werd het oorspronkelijk in de kerk op het eiland San Giorgio Maggiore bijgezet.
- In 1313 werd dit gebeente overgebracht naar de aan haar gewijde kerk Santa Lucia. Toen de Santa Lucia in 1860 werd afgebroken om plaats te maken voor het gelijknamige station werd het lichaam overgebracht naar de nabijgelegen San Geremia, waar het jarenlang in een glazen kist lag. In 1935 liet paus Pius XI het lichaam, dat zich in opmerkelijk goede staat bevond, bedekken met een zilveren dodenmasker. In 1981 werden alle beenderen behalve het hoofd gestolen, maar kort daarna door de politie teruggevonden. In 2004 werd het lichaam kortstondig vanuit Venetië overgebracht naar Syracuse, de stad waar de heilige oorspronkelijk bijgezet zou zijn. De stad Syracuse voert een lobby om het gebeente definitief terug te krijgen.
- Er zijn sterke aanwijzingen voor een bijzondere Luciaverering in Tegelen (Martinuskerk). Pastoor Driessen wijst daar al op in zijn "Geschiedenis van Tegelen". Hij stelt de verering op één lijn met de Rochusverering te Steyl en de Leonardusverering in Belfeld. Het woord bedevaart neemt hij niet in de mond.

Bronnen en literatuur

Literatuur: Pastoor Driessen: "Geschiedenis van Tegelen";
Website: Wikipedia, de vrije encyclopedie: Lucia van Syracuse
Overige Bronnen: KDC BiN-diskw. - dossier Tegelen.

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.
 
<<< /a>